In 1984 verloor de Amerikaanse Telefonie & Telegrafie (AT&T) zijn monopolie op de markt voor telefonie en deze werd opgedeeld in vele regionale bedrijven (de zogenaamde 'Baby Bells'). Deze bedrijven nemen het op tegen elkaar en tegen kleinere bedrijven die gespecialiseerd zijn in gsm's en internet. AT&T blijft de marktleider voor het bellen op lange afstand, gevolgd door MCI Worldcom en Sprint.
De meeste telefoontjes worden aangerekend per minuut en elk bedrijf biedt zijn eigen belschema's aan. Er zijn drie soorten oproepen in Amerika: lokale oproepen, in-state calls (binnen je staat) en inter-state calls (naar andere staten).
Voor lokale oproepen bieden de meeste bedrijven een vast tarief. Dit betekent dat je zolang kunt bellen als je wilt. Tarieven voor in-state, inter-state en internationale oproepen variëren aanzienlijk tussen verschillende bedrijven. Er zijn verscheidene tarieven voor de verschillende uren van de dag en je krijgt een korting van 20 à 30% voor oproepen tussen 17u tot 23u tijdens de week en een korting van 40 à 60% van 23u tot 8u en op zaterdag en zondag. Hoewel de exacte prijs afhangt van de staat, het bedrijf en belschema delen de meeste schema's de week op volgens deze manier.
De beltarieven in de VS zijn vrij laag, in vergelijking met andere landen. In sommige staten zijn er lage prijzen voor mensen met een laag inkomen en de oudere bevolking.
Er zijn ook een aantal bijkomende telefoondiensten, zoals wanneer je op vakantie gaat voor tenminste één maand. Je kan dan vragen aan het bedrijf om tijdelijk de lijn te schorsen. Lees het artikel over het bekomen van een telefoonlijn voor nadere informatie.